• Met een hart voor mensen.
  • Bel mij op 06-53717282

Mattheus 13: 24-42 Wachten of wieden

Wachten of wieden?

Als ik iets niet leuk vind, dan is het tuinieren. Dat gewroet met je handen in de modder. M'n tuin bijhouden, ik vind het elke keer weer een verplichting. Zo kan ik me die keer nog herinneren, het is al weer jaren geleden. Ik had al heel lang niets gedaan aan mijn tuin. Het gevolg was dat hij zo ongeveer was overwoekerd, met allerlei planten. Ik moest er aan geloven. En op een zaterdag pakte ik een snoeimes en snoeide alles weg wat me in de weg stond en wat ik niet mooi vond. Het resultaat: aam het einde van de dag zag mijn tuin er weer netjes uit, tenminste dat vond ik. En ik was best een beetje trots op mezelf. Totdat de buurvrouw naast me kwam staan. Nou Jan, netjes gedaan, ziet er weer een beetje fatsoenlijk uit. Maar eeehhhh …. die jonge plantjes die ik vorige week in de tuin heb gezet, waar zijn die gebleven? Gelukkig konden we er om lachen en hoefde er geen rijdende rechter aan te pas te komen. Ik was te drifig van slag gegaan, zonder kennis van zaken. Ik zag geen verschil tussen de plantjes en het onkruid. Ik had alleen maar gekeken wat ik mooi vond en wat niet.

 

Wat zou er gebeurt zijn als God mij aan het werk had gezet in zijn tuin, om het onkruid weg te halen. Zouden u en ik dat hebben overleefd? Of wat zou er zijn gebeurt als God het scheiden van goed en kwaad aan ons zou hebben overgelaten? Dan was het misschien net zo afgelopen als met mijn tuintje. Er waren ineens mooie, jonge plantjes weggeschoffeld, zouden niet de kans krijgen om uit te groeien tot mooie bloemen, waar je van kunt genieten. Ze zouden als onkruid zijn weggegooid. Terwijl er hier en daar onkruid was blijven staan. Want onkruid ziet er ook niet altijd uit als onkruid. Zeker niet als je, net als ik, geen kennis van zaken hebt.

 

Mensen kunnen elkaar veroordelen op basis van wat ze zien en horen. Hoe vaak is je dat in het leven misschien al overkomen. Dat iemand achteraf toch anders was dan je eerst dacht. Ik kan me die keer nog herinneren dat ik in de trein zat. Een paar bankjes schuin voor mij zaten een paar jongens. Ze zaten samen een beetje herrie te maken. Ik zag ze, bekeek ze en had mijn oordeel klaar. Een stelletje opgeschoten jongens, tuig. Ik zag hoe een wat oudere man naar ze toeliep en een praatje met ze begon. Het duurde maar even, voordat de man met die jongelui in een geanimeerd gesprek zat. Die oude man leerde me hoe je ook zonder vooroordelen met elkaar kunt omgaan, gewoon een beetje belangstelling tonen in die ander. Hoe vaak veroordelen wij mensen op basis van onze vooroordelen. En hoevaak is dat terecht? Mensen kunnen anders zijn dan ze zich voordoen. Wie is goed en wie is kwaad? Wat is goed en wat is kwaad? En wie ben ik om dat zomaar even te bepalen? In hoeverre hebben wij de kennis om onderscheid te maken tussen goed en kwaad?

 

Wij kunnen alleen maar oordelen over goed en kwaad op basis van ons beperkte waarnemingsvermogen, onze vooroordelen. Ik heb de afgelopen jaren heel wat geloofsgesprekken gevoerd met mensen. En dat waren vaak mooie gesprekken. Hoe mensen hun geloof beleefden en hoe geloof en leven bij elkaar kwamen. Eén ding hebben al die gesprekken mij geleerd, dat bijna ieder mens weer anders gelooft. De één is ruimer in zijn opvattingen dan de ander. Daaruit blijkt al hoe alles met elkaar is verweven. Wat is goed en wat is niet goed? Er lijkt geen scherpe grens te zijn tussen wat goed is en wat niet goed is. Als ik zou moeten oordelen, dan gaat het net als met mij in mijn tuintje. Alles wat ik niet mooi vond was onkruid. Met als gevolg dat er heel wat goede plantjes werden weggehaald. Er is er maar één die kan oordelen over goed en kwaad en dat is God zelf. God, die mens werd, door zijn zoon de Here Jezus. Die leefde bij ons mensen. Die weet wat het is om elke dag met dat onkruid te maken te hebben. God kent het verschil tussen goed en kwaad en het is voor ons maar goed dat Hij wacht tot de oogst. Zouden wij anders dat oordeel hebben overleefd? En weet je wat nog mooier is. God is als schepper van deze schepping, in staat om van dat onkruid vruchtdragende plantjes te maken. God kan slecht zaad in goed zaad veranderen. Daarvoor kwam Hij in Jezus Christus naar deze wereld.

 

De gelijkenis gaat over de Mensenzoon, over de Here Jezus, die het goede zaad, de kinderen van het koninkrijk zaait op zijn akker. De akker is hier niet de kerk of de gemeente, zelfs niet het Koninkrijk van God. De akker is de wereld, waarin het Koninkrijk zich verbreidt. De wereld met alles daarop. En het gaat over een vijand, de duivel, die er stiekem onkruid doorheen zaait. Eigenlijk is hij de grote onbekende. Niemand kent hem en weet precies wij hij is. De bijbel vertelt niet zoveel over zijn afkomst. Een gevallen engel zou het zijn. De bijbel vertelt wel waar het met hem naar toe gaat, wat zijn eindbestemming uiteindelijk is. Maar tot die tijd blijft het een stiekemerd. Hij laat zich niet zien, laat staan kennen. Hij komt in de nacht, als iedereen slaapt, doet zijn werk stilletjes en in het donker. Hij is het tegenovergestelde van wat God is. God wil zich juist aan mensen laten kennen, is zelf mens geworden en heeft zich als mens laten zien. God werkt niet alleen in het licht, maar God is Licht. En overal waar God verschijnt wordt het licht, verdwijnt de duisternis. God heerst, ook over de heerser van de duisternis.

 

Het gaat over goed zaad en over slecht zaad. De knechten herkenden het slechte zaad toen het opkwam. Het goede zaad was herkenbaar aan de vruchten. Maar toen was het al te laat om er nog iets aan te doen. De wortels van goed en kwaad hadden zich al in elkaar gedraaid. Je kon het onkruid niet meer wieden zonder ook de goeie plantjes te beschadigen of uit de grond te halen. Het gaat over kinderen van het Koninkrijk en kinderen van het kwaad. Maar beiden lijken op elkaar. Kinderen van het kwaad, dat zijn de mensen die de wet verachten, liefdeloos zijn, misleiders, valse profeten. En eigenlijk komt dat allemaal uit één ding voort, leven zonder God. Kijk om je heen en zie dat mensen er hetzelfde uitzien. Nou ja … maar toch, je begrijpt wat ik bedoel. Bij niemand staat op het voorhoofd geschreven dat ie slecht is of goed.

 

Goed en kwaad leven naast elkaar. Dat merken we elke dag. Elke dag hebben we te maken met onrecht, met wetsverachting, met egoisme. We hebben te maken met mensen die ons benadelen. God laat zijn zon opgaan over bozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen (Mattheus 5:45). Het is niet onze opdracht om mensen van elkaar te scheiden, om over anderen te oordelen. Dat betekent niet dat we alles maar gelaten over ons heen moeten laten gaan en moete accepteren. We mogen best opstaan tegen onrecht in de wereld. Je mag strijden tegen onrecht, terreur, oorlog, discriminatie en alles waarin de boze zich zichtbaar maakt. Maar we weten ook dat eens het goede zal overwinnen.

 

Hoevaak heb je je misschien al afgevraagd, waarom God niets doet aan het kwaad in de wereld. En zeker als dat kwaad dichtbij je komt. Als het leven je tegenzit. Als mensen je pijn doen. Waarom doet God niets aan al die geloofsvervolgingen? Waarom haalt God er niet af en toe eens de bezem door? Er is zo veel kwaad in de wereld, een grote schoonmaak door God zou weleens goed zijn. Soms hoor ik ook weleens iemand zeggen: Als ik God zou zijn, dan… ik zou het wel weten. En dan denk ik aan mijn tuintje en de weggeschoffelde plantjes. Hoeveel verstand hebben wij nou van goed en van kwaad? Kunnen wij het wereldgebeuren overzien? Ik moet er niet aan denken, dat God die vraag zou omkeren en aan mij zou stellen. Mens, waarom doen jullie elkaar zoveel kwaad, waarom doe je elkaar verdriet, waarom kunnen jullie niet in vrede met elkaar leven. Waarom doen jullie niets aan al die honger in de wereld? Waarom staan jullie elkaar naar het leven? Waarom behandelen jullie elkaar als onkruid? God vraagt dat niet. En dat is maar goed ook.

 

Deze gelijkenis laat een beetje zien hoe God werkt. Laat iets zien van het geduld dat God met ons heeft. God doet wel iets aan het kwaad, maar op zijn tijd en op zijn manier. God wied niet, God wacht. God heeft geduld. God geeft ons de tijd om te groeien. God geeft ons de tijd om te veranderen, van onkruid in vruchtdragend graan. Kijk bijvoorbeeld maar naar de apostel Paulus. Eerst vervolgde hij de christenen en bracht ze voor het gerecht. We zouden hem als onkruid uit de grond trekken, weg ermee! Maar God kijkt anders. Later bracht Paulus het evangelie aan de heidenen, aan ons dus. Hoezo onkruid? Misschien herken je die verandering ook wel bij jezelf. Wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God.

 

Wie sta ik eigenlijk in dit hele verhaal? Wie ben ik? God heeft mij in elke gevel niet aangesteld als een maaier. Dat zijn de engelen die straks bij de oogst het onderscheid kunnen maken. God heeft me nog niet eens aangesteld als één van de knechten die zagen dat er verkeerd zaad zat tussen het goede zaad. Ik mag hooguit zo'n zaadje zijn, één van de velen die op die wereldakker zijn gezaaid om vrucht te dragen. Die mag uitgroeien tot een spriet met een paar bladeren, kwetsbaar. Op mijn eigen kleine plekje, waarop ik groei kan ik die wereldakker niet overzien. Is het logisch dat ik dan niet alles van deze wereldakker begrijp…? Laat ik die grote vragen over het onkruid en over de oogst maar aan de Heer van de akker over. Als kleine tarweaar heb ik maar één taak: stand houden en groeien tussen al dat onkruid. Om vruchten voort te brengen. Vruchten van gerechtigheid…, van rechtvaardigheid…, van liefde…, van ontferming..., van opoffering…, van vergevingsgezindheid en van aanvaarding van die ander… vruchten tot eer van de Heer van de akker. En – door het werk van de Heilige Geest in mij – mag ik, op de dag van de oogst, de Here Jezus verblijden met mijn vruchten. Hij zaaide het zaad van dat Koninkrijk. Dat Koninkrijk groeit onder ons. Langzaam, soms misschien nog onzichtbaar en kwetsbaar. Maar de Here Jezus zorgt dat dat Koninkrijk straks in volle heerlijkheid doorbreekt en zichtbaar wordt in de wereld. Op de dag van de oogst. Wat een feest zal het dan zijn.

 

Wanneer dat is? God weet het, wij hoeven niet te wieden, wij mogen wachten. In de wetenschap, dat God een betere tuinman is, dan ik ben. En dat ik straks, na de oogst, in Gods koninkrijk mag stralen als de zon!

 

Amen.